De kantonrechter te Utrecht oordeelt dat het verzet van de belanghebbenden tegen de uitdelingslijst van de vereffenaar niet ontvankelijk is. Het wetsartikel waarin aan belanghebbenden de mogelijkheid tot verzet wordt gegeven (artikel 4:218 lid 3 BW) is volgens de kantonrechter namelijk niet van toepassing op de ‘lichte vereffening’. Naar mijn mening is de beslissing van de kantonrechter onjuist.
In artikel 4:221 lid 1 BW staat inderdaad dat artikel 4:218 BW niet van toepassing is op de ‘lichte vereffening’ (bij de ‘lichte vereffening’ heeft de rechter geen vereffenaar benoemd). Echter, de wet spreekt erover dat de VERPLICHTINGEN uit artikel 4:218 BW niet van toepassing zijn op de ‘lichte vereffening’. Het gaat om de VERPLICHTINGEN van de vereffenaar, niet om de RECHTEN van de belanghebbenden (vb. schuldeisers). Dat de vereffenaar niet de plicht heeft om de uitdelingslijst ter inzage te leggen, maakt niet dat de belanghebbenden niet het recht hebben om tegen die uitdelingslijst in verzet te gaan.
Waar deze uitspraak overigens niet over spreekt, is dat de belanghebbenden zelf ook vereffenaars waren. Zij gingen dus in verzet tegen hun eigen uitdelingslijst. Er zal waarschijnlijk nog meer hebben gespeeld…